Oriënterend onderzoek naar opvang AMV’s in Den Haag
In de afgelopen paar jaar is het aantal mensen dat naar Europa vlucht drastisch toegenomen. Onder de vluchtelingen die Europa bereiken zijn veel Alleenstaande Minderjarige Vreemdelingen (AMV’s), jongeren die zonder ouders of andere familie hun land van herkomst hebben verlaten. Ook in Nederland is het aantal vluchtelingen en AMV’s sterk gegroeid.
Het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA), verantwoordelijk voor de opvang van asielzoekers in Nederland, was echter niet berekend op zo’n grote toename op zo’n korte termijn. Er was een tekort aan beschikbare ruimte in de asielzoekerscentra (AZC) en een tekort aan opvanglocaties voor AMV’s. Om dit tekort terug te dringen, deed de overheid een beroep op de Nederlandse gemeenten. Ook werd er een oproep gedaan om de opvang van AMV’s te faciliteren. Aan de hand van deze oproep is het bestuursakkoord “Verhoogde Instroom Asiel” van de VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten) in november 2015 gesloten. Daarin is onder andere afgesproken dat AMV’s vanwege hun kwetsbare positie niet in grootschalige AZC’s maar in kleinschalige wooneenheden, zogenaamde KWE’s, moeten worden opgevangen.
De gemeente Den Haag nam haar verantwoordelijkheid en toonde zich bereid AMV’s op te nemen, ondanks het tekort aan huisvesting. De gemeente was zich weliswaar bewust van het feit dat dit een grote uitdaging was, maar voelde een sterke verantwoordelijkheid voor deze doelgroep.
Rond de zomer van 2016 kreeg de Gemeentelijke Jeugdombudsman Den Haag van meerdere kanten signalen over problemen rond de opvang van AMV’s in Den Haag. Zo zouden er op de opvanglocaties veel ruzies tussen de jongeren zijn, vechtpartijen plaatsvinden, sprake zijn van overmatig drugsgebruik en zelfs van suïcidepogingen. Daarnaast zouden de jongeren beperkt worden in hun bewegingsvrijheid. Gezien de ernst van deze signalen en de kwetsbaarheid van de doelgroep hebben we besloten een ‘oriënterend’ onderzoek te doen naar de opvang van AMV’s in Den Haag. Als de noodzaak aanwezig zou zijn, zou een nader onderzoek tot de mogelijkheden behoren. Het oriënterend onderzoek bestond uit gesprekken met partijen die bij de eerste opvang betrokken zijn geweest. In deze gesprekken zijn drie hoofdthema’s als leidraad gebruikt. Deze thema’s waren huisvesting, begeleiding en onderwijs.
Over het onderwerp huisvesting is gesproken met de gemeente Den Haag, die de verantwoordelijkheid draagt voor beschikbaar stellen van huisvesting van deze jongeren. Op het gebied van begeleiding is gesproken met stichting Nidos als verantwoordelijke voogdijorganisatie en met stichting Jeugdformaat als verantwoordelijke voor de dagelijkse begeleiding. Over de eerste opvang is gesproken met Parnassia. Over de opvang in het onderwijs is gesproken met de betrokken onderwijsinstellingen, te weten de Johan de Witt Scholengroep, het Edith Steincollege en het Diamantcollege (de laatste twee vallen onder de stichting Lucas onderwijs) en ROC Mondriaan. Ook hebben we met jongeren zelf gesproken om ze naar hun ervaringen te vragen. Daarnaast is er met wethouder Wijsmuller als coördinerend wethouder over de situatie gesproken.
Alle betrokkenen zijn gevraagd naar de opvang van de jongeren en welke knelpunten zij hebben ervaren. Ook zijn ze gevraagd aanbevelingen te doen.
Aan de hand van deze gesprekken zijn we tot de conclusie gekomen dat er vooralsnog geen nader onderzoek noodzakelijk is. Wel zien we ruimte voor verbetering en doen daartoe een aantal aanbevelingen.